+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
Efeziërs
1 2 3 4 5 6 66 %
Ef. 1
1:1 Paulus 1), apostel van Christus Jezus, door de wil van God
aan de heiligen die er zijn in Efeze
en die geloven in Christus Jezus:
2 genade voor jullie en vrede
van God, onze Vader en van de Heer, Jezus Christus.
3 Gezegend de God en Vader van onze Heer, Jezus Christus,
die ons zegent met alle zegen van de geest in de hemelen in Christus,
4 zoals hij ons in hem heeft uitverkoren
vóór de grondlegging van de wereld
om heilig en smetteloos te zijn voor hem,
in liefde.
5 Hij heeft ons voorbestemd
om zijn kinderen te worden door Jezus Christus,
voor zichzelf, naar het welbehagen van zijn wil,
6 tot lof van de heerlijkheid van zijn genade
waarmee hij ons heeft begenadigd in de geliefde.
7 In hem hebben wij de verlossing door zijn bloed
de vergeving van de overtredingen,
naar de rijkdom van zijn genade,
8 die hij ons overvloedig schonk, in alle wijsheid en inzicht.
9 Hij heeft ons het geheim van zijn wil doen kennen
naar zijn welbehagen, naar zijn eigen plan,
10 om de volheid van de tijden te verwezenlijken;
om alles bijeen te brengen in Christus in de hemelen en op de aarde
in hem.
11 In hem zijn wij ook erfdeel geworden,
naar het voornemen van hem die alles tot stand brengt
naar de raad van zijn wil,
12 opdat wij zouden zijn tot lof van zijn heertlijkheid,
wij die al eerder onze hoop op Christus hadden gevestigd.
13 In hem zijn ook jullie, die het woord van de waarheid horen
het evangelie van jullie behoud,
in hem zijn ook jullie gelovigen
verzegeld met de beloofde heilige geest,
14 die de waarborg is van ons erfdeel
tot de verlossing als eigendom
tot lof van zijn heerlijkheid!
15 Daarom 2) houd ook ik,
omdat ik hoorde van jullie geloof in de Heer Jezus
en de liefde tot alle heiligen,
16 niet op om dank te zeggen over jullie,
en gedenk jullie bij mijn voorbeden;
17 dit doe ik opdat de God van onze Heer Jezus Christus,
de Vader van de heerlijkheid, jullie geve
een geest van wijsheid en openbaring
om Hem te kennen, en
18 verlichte ogen van het hart,-
opdat jullie weten
wat de hoop van zijn roeping is,
wat de rijkdom van de heerlijkheid
van zijn erfenis is onder de heiligen,
19 en welke de overtreffende grootheid is
van zijn vermogen jegens ons
die (Hem) vertrouwen -
dit naar de werking van de macht van zijn sterkte.
20 Die heeft Hij gewerkt in Christus,
door Hem op te wekken uit de doden
en te zetten aan zijn rechterhand in de hemelen,
21 bóven alle overheid en macht
en vermogen en heerschappij
en alle naam die genoemd wordt, -
niet alleen in deze eeuw,
maar ook in de toekomende;
22 en alles heeft Hij ondergeschikt onder zijn voeten,
en Hem gesteld tot hoofd boven alles voor de gemeente,
23 die zijn lichaam is, de volheid van Hem,
die alles in allen vervult.

1vertaling van Frans Wiersma
2vertaling van Klaas Eldering